Ígor Stravinsky Tarantela Vídeos
Última actualización
2024-03-28
Actualizar
Francesca Dego Igor Stravinsky 2020
Francesca Dego, violin Francesca Leonardi, piano Igor Stravinsky: Suite Italienne for violin and piano (complete) I. Introduzione II. Serenata III. Tarantella IV. Gavotta con due Varizioni V. Scherzino VI. Minuetto - Finale Recorded live November 12 2020 Paris, Auditorium du Louvre www.francescadego.com (http•••) www.francescaleonardipiano.com
Sergei Rachmaninoff Een Zich Liszt Brahms Strawinsky Bartók Horowitz Kon Kan Chopin Jacques Février Claude Helffer 1532 1900 1901 2019
PIANISTS: Barbara Grajewska & Eric van Griensven. Best search term: griensven grajewska The four movements are: with a timetable for clicking At 00:01 Program (3 pages) At 00:30 Introduction - Alla marcia At 04:33 Valse - Presto At 09:45 Romance - Andantino At 15:32 Tarantella - Presto At 21:38 Total Time Please, listen also to another performance and recording of this masterpiece given by both the same pianists. Also on YouTube! Don’t miss it! This is a Live recording without any Cuts or Corrections. ️ All rights reserved. Both pianists play this two-piano Suite by heart. Toelichting: Een ode aan Rachmaninoff (Nederlands) De Suite no.2, op. 17, voor twee piano’s van Sergei Rachmaninoff (1901) De literatuur voor twee piano’s heeft zich in het bijzonder ontwikkeld in het laat-19e eeuwse en vroeg-20e eeuwse cultuurbeeld: Liszt, Brahms en Rachmaninoff buiten, ieder op hun eigen specifieke wijze, de klankmogelijkheden uit, die het medium biedt. Daarna zullen Strawinsky - met name in het kwartet van Les Noces (The Wedding) - en Bartók het percussieve element binnen het duospel duidelijk op de voorgrond brengen: een klankwereld, niet zozeer van bloemrijke, virtuoze vervlechting, maar van een meer hoekig-markante stijl, die nieuwe timbres oproept en met slagwerkachtige klankblokken tegenstellingen schept. De Tweede Suite op. 17 voor twee piano’s van Sergei Rachmaninoff toont de hand van de meester. Sonore harmonieën en een superbe fantasie van omwevend, klankrijk filigraanwerk resulteren, samen met een felle ritmische impuls en beweging in ongewoon effectieve muziek voor het instrument. Het is een compositie geworden, die geschreven is met vol begrip voor de pianistische mogelijkheden van afwisseling in de nu eens zich vervlechtende dan weer contrasterende antifonale structuren. Met de adembenemende impetus van dit werk, gebed in pianistisch-virtuoze elementen, die sinds Liszt niet meer zijn gekend, en gevat in een overweldigende, orkestrale textuur, geeft Rachmaninoff vorm aan een magnifieke klankfantasie en getuigt tegelijk van zijn haast klassieke zin voor opbouw en architectuur. De meer dramatisch bepaalde beide hoekdelen - de Introduction en de Tarentelle - met hun marsachtig, respectievelijk dansant karakter vinden tegenwicht in de bijzonder lichtvoetige, joyeuse Valse met zijn instrumentale brillance en in de elegische Romance, waarin - voor een moment - de tuimelende vaart tot bezinning komt en de nobiliteit van de emotionele expressie overheerst. In het laatste deel, de Tarentelle, waarvan de thematiek is gebaseerd op een Napolitaans volksliedje, wervelt de Suite naar haar frenetieke eindstadium. Het is de conclusie geworden van een monumentaal werk, dat - in alle vier delen gelijkwaardig sterk van inspiratie en uitwerking - daarmee ook de componist weer het creatieve zelfvertrouwen teruggaf, dat sinds het fiasco van de Eerste Symfonie was uitgebleven. Het is jammer, dat van de uitvoering, die door Rachmaninoff zelf met V. Horowitz aan deze Suite werd gegeven, geen opname gemaakt kon worden. Men kan zeggen, dat de componist vanaf dit constructief sterke werk uit het jaar 1901, op de drempel van de 20e eeuw, zijn eigen stijl definitief gevonden heeft. Immers in diezelfde eeuwwende 1900/1901 ontstond tegelijkertijd het eveneens robuuste en harmonisch rijke, sonore Tweede Pianoconcert, opus 18. Copyright: CPR / Dr. F. Tekesch / 2019 Because there is no live video registration of the recordings above, just a short note: all compositions for two pianos here, are played by heart by both performers. Short Biographies of the Pianists Barbara Grajewska studied solo piano in Warsaw and Vienna, received awards at various competitions and gave many concerts in Western and Eastern Europe. She did major research at the Piano Department of the Music Academy (now University) F. Chopin in Warsaw for seven years and was, after that, invited to be Professor of Piano for Classical Music at the Academies of Music in Rotterdam and Maastricht. Barbara Grajewska has an international reputation as a Professor for Repertoire studies and gives International Master Courses all over the world./ After his solo piano education Eric van Griensven studied with Jacques Février, Claude Helffer, Guido Agosti, Janine Dacosta and others. He gave concerts in various countries, solo as well as with chamber music ensembles and regularly performs the repertory for two pianos together with the Polish pianist Barbara Grajewska. Eric van Griensven graduated in Musicology and History of Drama and published numerous articles. He is the Subject Specialist and Academic Librarian for Music, Dance and Theatre Studies at the Royal Library of the Netherlands in The Hague.
Ruggiero Ricci Vittorio Giannini Igor Stravinsky Jean Hubeau Dmitry Kabalevsky Fritz Kreisler Cartier Virgil Thomson Darius Milhaud Vecsey Paganini Campanella Paul Kochanski Frédéric Chopin Nathan Milstein Henri Wieniawski Carnegie Hall 1210 1525 1846 1944 1947
Ruggiero Ricci, violin; Bernard Frank, piano Recorded live at Carnegie Hall, 5 October 1947 Vittorio Giannini. Sonata for solo violin (world premiere; the work is dedicated to Ruggiero Ricci) I. Praeludium con bravura (0:00) II. Cantabile (2:29) III. Allegro (8:56) Igor Stravinsky. Suite italienne I. Introduzione (12:10) II. Serenata (15:25) III. Tarantella (18:46) IV. Gavotta (20:52) con due variazioni (var 1: 22:25 - var 2: 23:05) V. Menuetto (24:52) et Finale (26:18) Jean Hubeau. Violin concerto in C major I. Moderato pastorale - Allegro scoot (28:39) II. Andante sereno (37:52) III. Allegretto giocoso e villereccio (43:59) Dmitry Kabalevsky. Improvisation, op. 21, no. 1 (54:49) Fritz Kreisler. La chasse “In the style of Cartier” (59:18) Virgil Thomson. Etude “Spinning song” ("Oscillating arm," from the 1944 Etudes for piano; arranged by Ricci) (1:01:17) Darius Milhaud. Le printemps (1:02:44) Abram Chasins. Etude in C# minor (no. 3 from the Etudes for piano, op.6; arranged by Ricci (1:05:50) Darius Milhaud. Farandoleurs (1:07:14) Franz von Vecsey. Le vent (Caprice no. 1 in A minor) (1:09:58) Nicolò Paganini. La campanella (third movement (Rondò) of his Violin concerto no. 2 in B minor, op. 7; arranged by Paul Kochanski (1:12:53) Frédéric Chopin. Nocturne in C# minor, op. posth. (B. 49); arranged by Nathan Milstein (1:17:38) Henri Wieniawski. Staccato etude (from his Ecole moderne) (1:21:36)
o
- Las mejores obras para solista
- Obras imprescindibles: época romántica • era moderna y contemporánea
- Índices (por orden alfabético): T...